Een reactie plaatsen

Tour des Trappistes deel 2

George Nelis heeft de nobele gedachte opgevat om zijn Tour des Trappistes te voet af te leggen. In 2-wekelijkse bijdragen vertelt hij zijn pelgrimstocht. Hier deel 2 opgedragen aan George’s schoonvader, overleden op 2 februari jongstleden.

Tour des Trappistes deel 2 : van Orval naar Rochefort

Woensdag 16 mei

Van de mis van 7 uur, die van 4 uur vond ik wat vroeg, kan ik al wat meer verstaan. Dat laat voldoende ruimte om na te denken over aardse zaken als “Waarom niet voor brood en bier gekozen, als respectievelijk lichaam en bloed van Christus ?”. Omdat wijn rood is ? En een Rodenbach dan, hè ! Alleen de naam al. Mijn laatste maal in Orval. Ik ga tegenover een man zitten die me al enige tijd intrigeert. In z’n oogopslag denk ik verdriet te zien. Maar veel verder dan het uitwisselen van enkele blikken komen we niet.Een nat begin, het plenst. Tot Florenville is het bekend terrein en ook mijn eerste Orval voelt zo aan. Het heeft me overigens wel enige moeite gekost om aan te geven dat ik graag een wat belegener Orval wil. Als ik op m’n beste Frans dingen zeg als : “… d’un demi an” of “… de l’age six mois” kijkt men mij onderzoekend aan met een blik van “Wat bedoelt die man ?”. Na enig over en weer aftasten blijkt “Tempéré” het toverwoord. Zou je een verse willen, dan is het “Frais”. Ik verlaat Florenville en vind in de rivier de Semois een langdurige bondgenoot.

Semois

Semois

Het is een schitterende route, die gelukkig goed bewijzerd is. Gelukkig omdat ik van het Frans in de gids nauwelijks chocola kan maken. Ja, “à gauche” en “à droite” begrijp ik, maar wat te denken van : “Le sentier s’enfonce dans la broussaile et la fange du rivage”. Tja. Via het gehucht Azy, veel onbewoonde en in mijn ogen onverklaarbaar bewoonde huizen, kom ik in Chassepierre. Meerdere café’s lonken, maar vooralsnog weersta ik deze lokroep. Mazzel, de camping de ligt strak aan de GR. Van het aardige Nederlandse stel, Yvonne en Klaas, krijg ik de beschikking over een ruime caravan. Na een eerste implosie doet de kachel het en neem ik een verkwikkende douche. In Le Forgerie in St. Cécile is het volgens Yvonne goed toeven en dus ga ik, lopend uiteraard, op pad. Maar als ik de stoelen omgekeerd op tafel zie staan, knort m’n maag opstandig. Het restaurant iets verderop is me te posh, en niet mijn stijl. Dan loop ik liever, weer langs de camping, naar Chassepière.

Chassepierre

Chassepierre

De friterie halverwege ruikt en reikt uitnodigend, maar het onontdekte lonkt. De kroegen die ik vanmiddag aan me voorbij zag gaan, zijn inmiddels allen dicht. Wordt het dan toch een frites + ? Hé, licht ?! Daar om de hoek ! Een eetgelegenheid ?! Joeplala ! Het is donker als ik terugloop, auto’s dimmen laat, en een laatste Orval in de caravan helpt om mijn ogen te dimmen.

Donderdag 17 mei

Een goddelijk ontbijt staart me aan : 3 gebakken eieren, broodjes, kof, kaas. Tralala. Yvonne heeft goed voor me gezorgd. Via St. Cécile verdwijn ik weer het bos in. Brede padden voeren me kilometers door eenzame bossen. Het is stil, en mijn enige companen zijn de talloze slakken, meestal naakt, in de kleuren grijs en oranje, en bij uitzondering mysterieus zwart. Zowiezo is Moeder Natuur hier gul : het bos is vol en dood materiaal wordt keurig bedekt met mos als ware het een doodskleed, en daarna door allerlei zwammen respectvol en langzaam gesavoureerd. Overigens stijg ik voor m’n gevoel zo veel vandaag, dat ik hiermee solidair ben aan de Hemelvaart-gedachte. Bij Tombeau de Chevalier, het graf van de ridder, geniet ik van het uitzicht op de lusvormige meander van de Semois en kauw ik op het inmiddels weke stokbrood met bezwete Chimay-kaas. Over Chimay gesproken, de Trappisten van Orval hebben ook hier hun sporen achtergelaten : destijds omvatte hun conglomeraat aan bedrijven ook een zalmkwekerij. Brood en visschen, jawel. Misschien rust ik te weinig, maar m’n voeten voelen een beetje “sour”. Het vooruitzicht op de mogelijkheden in de volgende plaats, restaurant, café’s en wellicht enkele chambres d’hotes, is hoopvol en trekt me verder. Als ik arriveer in Auby sur Semois, blijkt het een ghost-village te zijn. Geen eetgelegenheid, en, geen café. Dodelijk, zeker voor een Belgische gemeenschap. Wat ontbreekt zijn rollende struiken door de straten, als in een derderangs Western. “Nee hè” zeggen m’n voeten, “Nòg verder !”.

Semois

Semois

Enkele kilometers verderop bevindt zich een aan de Semois gelegen, wederom Nederlandse camping, genaamd Maka, genoemd naar de gigantische door waterkracht aangedreven ijzeren hamer, waarmee men vroeger in deze streek, rijk aan erts en hout, ijzer bewerkte.Het geluk is met mij (en m’n voeten) : ik kan een tipi-tent huren van Prosper, de eigenaar. Een verademende Orval met uitzicht op de rivier brengt nieuwe energie. De man aan de tafel naast me rolt dampende tagliatelle om z’n vork. Deze slierten liggen glimmend door elkaar gevlochten, omringt door bijna erotisch roze scampi. Een diep gegrom stijgt op uit m’n keel. Dat wil ik ook ! Prettig vergezeld door een gouden Affligem tripel. Wat is eten toch heerlijk als je honger hebt ! Binnen, m’n korte mouwen zijn toch wat fris, knapt de open haard, terwijl Prosper zich het vuur uit de sloffen loopt. Een aardige man, behulpzaam, creatief en een guitige lach. Als voorschot op wat komen gaat neem ik een Rochefort 8. Dit bijna kauwbier zorgt voor een bitterzoete afsluiting, als ware het chocolade. Ik voel me moe worden, en ga naar buiten, de donkerte in. Ik poets m’n tanden, vergeet m’n “koplamp” aan te doen, en struikel over wat bielzen zodat ik languit ga in het grind. Dan voelt m’n veldbed met de wollen dekens toch beter aan.

Tekst en foto’s : George Nelis

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

%d bloggers liken dit: