George Nelis heeft de nobele gedachte opgevat om zijn Tour des Trappistes te voet af te leggen. In 2-wekelijkse bijdragen vertelt hij zijn pelgrimstocht. Hier deel 4 !
Tour des Trappistes deel 4 : van Orval naar Rochefort
Zondag 20 mei
Een boerennacht, uiteraard op een hoeve als deze. Ik kleed me zachtjes aan en schuif aan de overvloedige ontbijttafel. Bij het afscheid drukt de vrouw des huizes me nog een fles bier in de handen, want “deze bruine had u nog niet geproefd”. Attent !
De voeten voelen goed en de route volgt een patroon vergelijkbaar met gisteren : eerst het dorp uit, dan het bos in, tot een weg of brug, vervolgens weer het bos in, enz. Op deze manier kom ik via Our en Lesse met hun beider gelijknamige rivier in Redu, bekend om zijn boeken en Europese ruimtevaart. Het is er druk, talloze boekwinkels inderdaad, nog meer toeristen en navenante prijzen in de café’s. De locale specialiteit, L’Ampounette de Redu, een frambozenbier van 7%, laat ik voor wat het is. Het plenst en dan heb ik meer behoefte aan een stevig bier zoals een Chimay tripel. Via Séchery kom ik in Daverdisse, de locale uitvoering van Wassenaar zo lijkt het. Grote huizen, brede en lange oprijlanen, een tuinman aan het werk. Hier wacht me een onaangename verrassing : want vanaf hier is het nog eens 10 km lopen naar Wellin en eigenlijk heb ik genoeg gelopen, zo laten m’n licht protesterende voeten weten. Als het bordje Wellin opduikt, komt er, raar hè, weer wat energie terug. En zoals beloofd vind ik tegenover de Colruyt m’n chambre d’hôtes “Les Terrasses”, een statig herenhuis. Eerst even naar de bank voor wat baar geld. Op de stoep voor de Fortis, het kan treffen, zijn twee dames bezig met de voorbereidingen in hun mobiel frietkot, aardappels schillen, vet op temperatuur brengen, terwijl aan de overkant van het plein een vaste friettent en “La truite argent” om de lekkere en snelle honger strijden.
Bij het herenhuis wordt er opengedaan door een alleraardigste meneer : hij praat met alle plezier Nederlands voor me, dank u wel, heet André en gaat me voor op een imposante kraaktrap. Ook het huis maakt een belegen indruk : het ruikt oud en alle spullen staan, zo lijkt het, al 10-tallen jaren onaangeroerd op dezelfde plaats. Een levend monument. Terwijl mijn van zweet doordrenkte kleren op een hanger uitwasemen, schrijd ik via de statige trap naar beneden, alwaar een Rochefort 6 op me wacht. André nipt aan een port en vertelt over zijn familie, zijn kinderen en kleinkinderen, over z’n talrijke vrienden, de vele gasten die hij en z’n vrouw jaarlijks herbergen èn over zijn hartproblemen. Hij moet het rustiger aan doen van de dokter en mede daarom staat hun huis inmiddels te koop. De twee eerder genoemde dames weten nog wat frieten maken is : zelf snijden, voorbakken en dàn afbakken. Als een goed op elkaar ingespeeld duo helpen ze hun klanten aan een snelle hap, daarbij ook nog eens geduldig luisterend naar een vrouw die ononderbroken doorratelt. Op tijd “Zo ?” en “Och“ zeggen èn van eten voorzien, eigenlijk zijn ze sociaal werkster. Knap !
Terug in mijn chambre d’hôtes gaan m’n gastheer en z’n vrouw een film kijken. Als ik wat nodig heb, moet ik maar op de deur kloppen. Maar als ik na enige tijd zin krijg in een stevige 10, en ik bons na wat eerdere, rustige pogingen met een kracht van 10 op de schaal van Richter op de deur, volgt er geen reactie. Bij de andere deur aangekomen blijkt waarom. De tv staat keihard waardoor er niets van buiten naar binnen doordringt. Als ik de deur open, kijken de twee lieve en verbaasde oudjes me geschrokken aan. Met de 10 achter m’n kiezen en ruim de benen, kies ik voor het ruime sop.
Maandag 21 mei
Als ik ’s morgens beneden kom, word ik hartelijk ontvangen door André, nog in pyjama gekleed en met een spatel in de aanslag voor een heerlijke roerei met ham, van eigen kippen, de eieren dus. Tijdens het ontbijt hebben we een prettig gesprek over de dingen van het leven : zijn leeftijd, nu 70 jaar, hoe snel dit is gegaan met wederom het dringende advies “Carpe diem” en de eerder genoemde problemen met z’n hart, ook na enkele operaties. We nemen afscheid.
Net buiten het dorp, het stokbrood van de locale bakker als een totem aan de zijkant van de rugzak, mag de regenbroek weer aan, terwijl links en rechts van me jonge koeien me schaapachtig aankijken.
Na de plaats Chanly, vind ik de Lesse weer aan mijn rechterzijde en breekt het wolkendek, m’n vrind de zon en even later loop ik als een volleerd profeet over het water van de Lesse Han binnen, met, ok, wat hulp van een brug. Heel lang geleden was ik hier met Pa Lavrijssen en Jos, na een memorabele tocht vanuit Houyet en vorig jaar waren Pa Lavrijssen en ik hier weer, tijdens een rondrit. Het café waarin we op deze beide momenten een, wellicht meerdere, glazen hebben geheven, is helaas nog dicht en dus zet ik me neder bij de buurman. De Rochefort 8 glijdt als vanouds naar binnen.
De kilometers naar de gelijknamige stad zijn fraai : een klaterend beekje door een zondoorstraald loofbos, terwijl op een open plek de fris zwart-oranje Atalanta aan het zonnebaden is. Via Rochefort loop ik de laatste kilometers tot de abdij. Mijn schoenen dampen en mijn voeten zijn aan rust toe. Maar bij de Porterie, de met Bernard Lezaire afgesproken ontmoetingsplaats, vind ik niemand en ook na enig “belletje lellen” aan een nog echte trekbel gaan er geen poorten open. Dan valt m’n oog op een schrijven achter het venster : het meldt dat de Porterie tot 17:00 bemand is. Het is 17:15…
Vanuit de kerk klinkt wel leven en wel gezang : het Vespers is nu bezig, dus de paters zullen me na deze avonddienst wel binnen laten, zo is mijn naïef positieve gedachte. Terwijl ik wacht op wat komen gaat, parkeert er een auto, waar een monnik uitstapt. “Hé, ik ken hem !” flitst er door me heen. Hij aanhoort m’n verhaal, vertelt dat Bernard rond 17:00 is vertrokken, opent de imposante poort en brengt me naar binnen. Ik heb een wonderlijk en avontuurlijk gevoel over me alsof ik in een schatkamer terecht ben gekomen, blij èn trots dat me dit gelukt is. Ik word naar de eetzaal gebracht, een toonbeeld van rust en ruimte : witte wanden, simpele modellen tafel en stoel, geen frutsels, en, gedekt voor twee. Frère Grégor zal zich later over me ontfermen. Dan verschijnt m’n disgenoot, Bruno. Hij is student en bereidt zich hier voor op examen. Anderhalve week achter anderhalve meter boeken, geen tv, geen internet, geen vriendin of vrienden. Alleen met jezelf. De maaltijd, lasagne, brood en boter, en een Rochefort 6 als refterbier. Het smaakt me prima en na de verplichte, gezellige, gezamenlijke afwas verschijnt Frère Grégor ten tonele, een opvallend jonge, voor hier althans, neger met een onderzoekende blik. Hij brengt me naar m’n kamer. Deze is sober en strak : een gewelfd plafond, ondersteund door machtige bielzen, een wederom simpele tafel en stoel en een mooie planken vloer. Een halfhoge muur, met fraaie indirecte verlichting, scheidt het bed en de wastafel. Perfect.
Er is uitzicht op het binnenplein en door de glas-in-lood ramen van de brouwerij aan de overkant, glimt het roodkoper van de brouwketels me uitdagend tegemoet. Zou dit heilige der heiligen nog wat voor me in petto hebben ? Na een douche schrijf ik wat. Buiten spelen de zwaluwen tikkertje in de avondzon. Ik voel me dankbaar en voldaan. (wordt vervolgd !)
Tekst en foto’s : George Nelis