George Nelis heeft de nobele gedachte opgevat om zijn Tour des Trappistes te voet af te leggen. In regelmatige bijdragen vertelt hij over zijn pelgrimstocht.
Tour des Trappistes: van Westvleteren naar Mont des Cats deel 3
De lage ochtendzon laat het berijpte groene gras schitteren en trekt een lange schaduw van ons in het omgeploegde land. De abdij ligt inmiddels achter ons en, zo te zien aan de strakblauwe lucht, een perfecte wandeldag ligt voor ons.
Enkele spiegelgladde kilometers asfalt verder, het knusse café ‘t Jagershof is helaas nog gesloten, haken we aan de GR5A en duiken we het grasland in. Het glooiende landschap toont zich vrijgevig: uitgestrekte landerijen, her en der een paar huizen en in de verte, omgeven met mist, de heuvels waartussen ook die van de abdij Mont des Cats moet zitten. Regelmatig worden onze neuzen gekieteld door de geur van spruitjes, als we het zoveelste gerooide minikooltjesveld passeren.
We lopen af op een troep mannen die met een roedel honden op, zo blijkt, vossenjacht zijn. Terwijl de jagers een veld omsingeld houden, wordt het groene gewas met stokken bewerkt, om zo de vermeende prooi op te jagen. Maar de buit is vooralsnog karig, buiten een zonnige ochtend in de buitenlucht. “Een vos is een slim dier”, zo deelt een der jagers ons nog lachend mede, zijn geweer werkeloos op de arm.
Net ten zuiden van het dorpje Abele, waarvan de ene kant van de hoofdstraat in Frankrijk ligt en hun overburen Belgen zijn, verlaten we de GR5A, lopen door het mistroostige Boeschepe en haken daar aan de met geel-rood aangegeven GR Heuvelland. Het idee om rond het middaguur bij de abdij Mont des Cats aan te komen, blijkt, het ligt op een berg tenslotte, te hoog gegrepen en aldus is de auberge de Vert Mont een welkome locatie om onze opkomende trek te stillen.
Het alhier van de tap geschonken Boeschepe bier vertoont opvallend veel gelijkenis met het gekende Poperings Hommelbier uit het naburige Watou, de beide gerechten, everzwijn en een stevig stuk zilte zeebaars, een prettige afwisseling met de voedzame maaltijden van de afgelopen dagen.
Buiten trekt de hemel dicht en een intens grijs wolkendek kondigt neerslag aan. Het is dan ook in de natte sneeuw dat we, na de 150 meter hoge Katsberg opgelopen zijn, de abdij van Mont des Cats bereiken. De abdij heeft een oud uiterlijk en doet me aan Achel denken: groots, met een enorme kerk, maar ook de eerste tekenen van sleetsheid.
Een oude monnik, met een open ontspannen en lachend gezicht, stelt zich voor als frère Pièrre en toont ons vlot de abdij. Of, beter, zijn abdij, want hij huist hier al langer dan ik oud ben. De abdij oogt intiem klein, niet veel meer dan een grote kerk, een refter en een drietal verdiepingen met verblijven voor de gasten. Het eten is bescheiden en de door een opener op de tafel gewekte hoop op een trappistenbier vervliegt, als er Stella Artois pils blijkt te staan, een flesje voor twee personen.
We ruilen de completen in voor een bezoek buiten de poort, aan de auberge de Mont des Cats. Daar snort een kachel en nippen we aan het gelijknamige trappistenbier en, tegenover de abdij dus en een aparte kapel, een Duvel.
Voor 20:00 moeten we weer terug zijn, want dan sluit de poort hermetisch en onherroepelijk. En aldus verblijven we enkele stille uren in de refter, lezend en schrijvend. Het enige geluid wat we horen is het aanslaan van de koelkast in de naastgelegen keuken, wat me, nogmaals, doet denken aan mijn verblijf destijds in de abdij van Achel. Alsof we hier alleen zijn.
Tekst & foto’s: George Nelis